Dominee Loeki van der Laan van de Brinkstraatkerk (PKN) in Bennekom kan zich de laatste dienst voor de coronacrisis nog goed herinneren. “We hadden al met elkaar afgesproken om na de dienst geen handen meer te schudden”, vertelt ze. “Een enkeling kwam op me af en zei: ‘Ach, het zit nog pas in Italië, het kan prima!’ Uiteindelijk heb ik een aantal mensen nog wel de hand geschud. Niet wetende waar het allemaal op uit zou draaien.”
Crisismanagement
Zo begon de eerste fase van de pandemie. We wisten allemaal nog niet waar we aan toe waren. Maar al snel werd duidelijk dat alles zou veranderen. “Het was crisismanagement”, vertelt ds. Van der Laan. “De diensten konden niet meer doorgaan, we moesten iets anders verzinnen.” Bij de Brinkstraatkerk werd het plan gevat om elke dag open huis te houden, zodat mensen nog wel langs konden komen voor een praatje. “We hadden toen een grote voedselbankactie op touw gezet. Het was ontroerend om te zien hoeveel mensen iets kwamen brengen en tegelijkertijd gewoon een praatje wilden maken.”
Grote bijeenkomsten deden ze bij de Brinkstraatkerk in de ban. Op andere plekken in Nederland gebeurde dat niet: zo ontstond in coronatijd veel ophef over kerkgang, onder andere op Urk. Daar hechtten gelovigen meer waarde aan de samenkomst in Gods huis dan aan het oplopende aantal coronabesmettingen. Het beeld ontstond dat christenen stoïcijns doorgingen met bijeenkomsten en daarmee het coronavirus vrij baan gaven. Terwijl veel kerken in de FoodValley de fysieke kerkgang een halt toeriepen en zochten naar alternatieven.
Creativiteit
Zoals bijvoorbeeld in Voorthuizen, waar de Gereformeerde Kerk al snel merkte dat corona de creativiteit bij de kerkgemeenschap aanwakkerde. “We hadden een gemeentezondag, normaliter komen we dan met de gemeente bij elkaar met allerlei activiteiten”, vertelt scriba (secretaris) Liesbeth Vos-van Rijn van de Gereformeerde Kerk Voorthuizen. “Dit jaar ging het allemaal net even anders. Er werden allerlei ideeën geopperd”, vertelt Vos-van Rijn. Eén van die ideeën was gebakjes bezorgen bij de mensen. “Zo brachten we in coronatijd uiteindelijk een keer petit fourtjes rond. Een hele klus met 1800 gemeenteleden. Maar toen konden we na de online kerkdienst toch een beetje samen koffiedrinken.”
In Bennekom oversteeg de crisis de kerkelijke muren. “Samen met de hervormde kerk boden we hulp aan. Zo wilden we voor hen die het nodig hadden boodschappen doen en bezochten we de ouderen”, vertelt ds. Van der Laan. Uiteindelijk bleek, in deze tijden van crisis, het dorp elkaar bij te staan. “Van de paar honderd huishoudens waarbij we langs zijn gegaan, bleek slechts twee tot drie procent de hulp goed te kunnen gebruiken. De rest kreeg al hulp van buurtgenoten.”
Winterdip
Maar beide kerkgemeentes merkten dat die goede wil, de stroom aan ideeën, na verloop van tijd omsloeg naar angst en onzekerheid. “In de winterse periode, zo rond kerst, merkten we al snel dat er in de kerk en het dorp minder saamhorigheid was”, zegt ds. Van der Laan. Er ontstonden binnen de Brinkstraatkerk meerdere discussies over wat wel en wat niet kon. “Het gevoel veranderde. Men raakte zichtbaar uitgeput, teleurgesteld en verbitterd door alle landelijke maatregelen.”
In Voorthuizen merkten ze dat het geloof met God er weliswaar altijd is, zelfs digitaal. Maar de verbinding onderling: daarin miste duidelijk iets. “Die persoonlijke verbondenheid met elkaar was er niet meer. Zomaar even een praatje maken met je buurman in de kerkbanken, kon niet meer. Je kon elkaar niet meer in de ogen kijken. Dat deed veel.”
Normale situatie?
Ds. Wilbert van Iperen, regiopredikant voor de Protestantse Kerk Nederland op de Veluwe, zag dit ook gebeuren in verschillende kerken. “Een belangrijk kenmerk van gemeente-zijn is het samenkomen van gemeenteleden. Om te vieren, te ontmoeten, de handen uit de mouwen te steken.” Veel activiteiten kregen een andere vorm, maar dat is niet alles. “Die nieuwe vormen voelen vaak gemankeerd”, beschrijft hij.
Volgens Theo Pleizier, praktisch theoloog aan de Protestantse Theologische Universiteit, is het dan tijd voor een nieuwe fase van de kerkzijn in coronatijd. “Kerken begonnen in de crisisstand en probeerden hun gemeente zoveel mogelijk overeind te houden.” Daarna volgde volgens Pleizier een periode van bezinning: “Om het vol te houden, konden kerken niet al die initiatieven blijven uitvoeren. Toen moesten er keuzes gemaakt worden. Wat blijf je doen en met welke initiatieven stop je?”
Moedeloos
Tot vreugde van de kerken mocht afgelopen voorjaar steeds meer. Iedere zondag mocht een aantal mensen de dienst fysiek bijwonen. Maar het is nog steeds verre van normaal, zeker nu de besmettingen weer toenemen. Het zorgt voor veel onzekerheid. “De koek is niet op, maar de trommel raakt wel leger en leger”, vertelt ds. Van der Laan.
Vanuit de crisisstand in de eerste coronaweken, naar het ontplooien van initiatieven en activiteiten en uiteindelijk een periode van bezinning: het vraagt veel van de kerk. “We hebben nu echt lucht nodig”, besluit ds. Van der Laan. “Als we niet weer normaal bij elkaar kunnen komen, weet ik het zelf ook niet meer. Dat klinkt ontzettend moedeloos, maar dat gevoel had ik vorig jaar nog niet.” Toch blijft ze ook positief, want kerk zijn: dat doe je samen én met God. “Weet je, die koektrommel wordt leger, maar ik hoef hem, Goddank, niet alleen bij te vullen.”