Dit is een artikel in het dossier ‘Biomassacentrales in Ede’. Hierin laten wij verschillende betrokken partijen en inwoners hun verhaal doen over hun eigen ervaringen.
In het restaurant van De Reehorst zit Nicolaas van Everdingen aan tafel met zijn laptop. Net opgeknapt van een griepje vertelt hij vol enthousiasme over zijn bezoek aan de biomassacentrales. Zo ging hij op excursie bij de Dwarsweg en bezocht hij later ook de centrale aan de Geerweg. “De technologie is ver doorontwikkeld. Het is allemaal heel slim en natuurlijk een mooi businessmodel. Daar word ik wel blij van. Totdat ze midden in woonwijken staan.” Ondanks al zijn enthousiasme blijft Van Everdingen kritisch kijken naar de biomassacentrales. Zelf verduurzaamt hij bestaande huizen en kijkt hij vanuit zijn specialisme in systeemintegratie naar de maatregelen en installaties die zo goed mogelijk bij verschillende typen huizen passen. Vanuit die expertise heeft hij het een en ander op te merken over de keuzes die Warmtebedrijf Ede maken bij de aanleg van hun stadsverwarming.
Aansluitingen op nieuwbouw
Van Everdingen maakt zich onder andere zorgen over de aansluiting op nieuwbouwhuizen. Want niet alleen de nieuwbouwwijk op het ENKA-terrein is aangesloten op het warmtenet van Warmtebedrijf Ede, maar ook de toekomstige woningen bij Kernhem staan op de planning. Het warmtenet breidt zich langzaam maar zeker uit. Volgens Van Everdingen zijn deze nieuwe woningen vanuit de bouw al redelijk geïsoleerd. Hij noemt het zonde dat juist naar deze huizen de warmte van de centrale gaat. “Je moet deze biomassa-warmte reserveren voor oudere huizen, niet voor nieuwbouw huizen. Oude woningen zijn namelijk veel moeilijker te verduurzamen.” Van Everdingen is van mening dat de vermindering van gas en uitstoot van CO2 harder gaat wanneer de vele jaren ‘50 en ‘60-woningen uit Ede op het warmtenet aangesloten zouden worden, omdat deze huizen vanwege slechtere isolatie meer energie verbruiken.
Warme zomers
In de zomer ziet Van Everdingen ook problemen ontstaan, want zomers loopt er net zo goed warmte door de buizen heen. Afnemers maken dan bijvoorbeeld gebruik van warm water voor de douche. Hij legt uit dat mensen hun hele kruipruimte aan het warm stoken zijn, omdat je een warmtenet niet kan uitzetten. “Met een warmtepomp kan je bijvoorbeeld een huis verwarmen én koelen”, vertelt Van Everdingen. “Daarnaast moeten architecten zich houden aan een beeldkwaliteitsplan, maar mensen gaan ondertussen de buitenkant van hun huizen bekleden met van die lelijke bakken met rolluiken om de warmte buiten te houden. Daar gaat je beeldkwaliteitsplan?”
Goedkoper uit
Ergens snapt Van Everdingen het wel. “Een projectontwikkelaar koopt grond van de gemeente Ede. Echt tegen de hoofdprijs aan. Dan bouw je een wijk, maar daar moet ook nog warmte in.” Voor een warmtepomp betaal je volgens hem al snel 20.000 euro per huis. “Nu plaatsen ze, voor 5.000 euro per woning, zo’n pijpje met stoom en dan heb je het eigenlijk geregeld. Een koper zit dan in een contract van 15 jaar en is per saldo duurder uit dan met een warmtepomp.”
Deze goedkope investering draagt bij aan de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) van een huis. Nieuwbouwhuizen moeten voldoen aan de EPC-eisen wat betreft energiezuinigheid, door bijvoorbeeld goede dakisolatie en dubbel glas in het huis te plaatsen. Een huis moet voldoen aan een EPC van maximaal 0,4. Hoe lager de score, hoe energiezuiniger het huis is. Een warmtenet helpt om de EPC-score omlaag te halen. Voordat nieuwbouwhuizen worden aangesloten op het warmtenet, mogen ze een EPC hebben van 0,532. Dat betekent dat de woning dus minder goed geïsoleerd mag zijn dan een woning die niet wordt aangesloten op het warmtenet. Door de stadsverwarming voldoet het huis nog steeds aan de norm. Van Everdingen: “En de bewoners die erin komen wonen, krijgen een woning die eigenlijk al veel energie lekt. Dus je betaalt jaarlijks al heel veel gigajoule (een gigajoule is een energie-eenheid. Eén gigajoule staat gelijk aan 31,6 m3 aardgas, red.) aan de stadsverwarming.”
Houtstromen in Nederland
De vraag is en blijft voorlopig waar het hout voor de biomassacentrales nu daadwerkelijk vandaan komt. Zeker nadat er op 6 februari uit een vergadering bij de gemeenteraad blijkt dat er momenteel vrachtwagens uit Duitsland komen. Een bezorgde omwonende, die graag anoniem wilde blijven, maakt zich daar ook zorgen over: “Ze zeggen wel dat het lokaal en regionaal hout is, maar dat zijn woorden. Het kan ook uit een bos komen dat wordt gekapt omdat er een weg wordt aangelegd. Dan is het niet meer zo duurzaam.”
Hij doelt op de mogelijkheid dat er dan hele bomen in de biomassacentrale kunnen verdwijnen in plaats van het oorspronkelijke resthout. Hij vertelt dat je voor gegarandeerde duurzaamheid een FSC-label nodig hebt. “Er zou een contract moeten zijn tussen de gemeente en Warmtebedrijf Ede over de duurzame verwerking van het hout.” Anders kan het hout niet als FSC-gecertificeerd worden verkocht door gemeente Ede.
Wil jij jouw ervaringen delen met Bureau Spotlight? Dat kan! Mail ons je telefoonnummer naar [email protected]. Dan nemen wij zo snel mogelijk contact met je op.
Reageren niet meer mogelijk.