Hoewel de overheid tijdens de persconferenties omtrent corona ook vaak benoemt hoe belangrijk het redden van onze economie is, krijgt de volksgezondheid en daarmee het bestrijden van corona tot nu toe altijd voorrang. Filosoof Marli Huijer durft te bevragen of we onze collectieve gezondheid wel voorop moeten stellen, en of dat niet veel meer schade berokkent dan wanneer we kiezen voor meer vrijheden en daarmee meer coronadoden.
Huijer legt ons voor dat maatregelen als een lockdown veel impact hebben op jonge mensen die nog in de bloei van hun leven zijn. Huijer beargumenteert dat we wel degelijk het recht hebben om beschermd te worden tegen een vroegtijdige dood, maar dat het recht op een zo lang mogelijk leven niet vanzelfsprekend is. De filosoof werpt vragen op tegen welke kosten we proberen om mensen zo lang mogelijk in leven te houden. Er is namelijk altijd een prijs te betalen.
Als student filosofie durf ik alles te bevragen, ook de vanzelfsprekendheid dat het redden van mensenlevens boven bepaalde vrijheden gaat. Wat mijn eigen standpunt in dit debat is, dat weet ik nog niet. Maar Huijer biedt hier handvatten om kritisch te reflecteren op onze normen en waarden, en hoe we onze samenleving aan de hand daarvan vormgeven. De vraag of het niet redden van een 80-jarige het waard is wanneer dit betekent dat we weer naar een festival mogen en weer op locatie onderwijs mogen volgen, lijkt koelbloedig. Maar dat maakt hem niet minder relevant. Huijer stelt: “Wat heb je aan tien jaar erbij als je oud en eenzaam zit opgesloten in je huis? Het zou er ook om moeten gaan wat een goed leven is. Als we daar een idee van hebben, kun je kijken welke coronamaatregelen daarbij passen.”
In haar interview met NRC haalt Huijer haar eigen jeugd aan en haar interesse in de filosoof Foucault, wat licht werpt op de oorsprong van haar standpunt. Het hele interview lees je hier.