De afspraak op Boerderij Kreel brengt ons midden in de natuur. Met aan de ene kant de heidevelden, en aan de andere kant de Kreelse plas en het bos. De zon schijnt, vogels fluiten en in de verte springt een ree door het weiland. Het voelt een beetje als het begin van een vakantie. “Sommige mensen zeggen dat het went, maar dit landschap verveelt nooit,” zegt Herman Pieter Prangsma (junior). Prangsma is derde generatie boer op deze grond in De Ginkel, gemeente Ede, waar hij ongeveer 60 koeien houdt.
Natuurinclusieve landbouw is volgens de website van het Platform Natuurinclusieve Landbouw Gelderland ‘kringlooplandbouw met aandacht voor natuur en landschap’. Voor Prangsma betekent dit bijvoorbeeld dat hij zijn koeien voert met zelf verbouwd voer, geen kunstmest gebruikt, en de akkerranden bloemrijk maakt om deze aan te laten sluiten op de biodiversiteit in de omgeving. Ook aan het welzijn van de koeien wordt gedacht: zij hebben veel bewegingsvrijheid en kunnen kiezen of ze binnen of buiten staan.
Jong geleerd, oud gedaan
Boerderij Kreel doet hiermee al jaren waar het Kabinet, de provincie en de gemeente Ede andere boeren toe wil bewegen. De overheid kijkt namelijk onder andere naar landbouw om de stikstofuitstoot in Nederland met 50 procent te verminderen in 2030. Welke maatregelen precies worden genomen, is nog onduidelijk. Maar dat kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw worden gestimuleerd, is staand beleid. Onder andere hierdoor zal de veestapel met 30 procent krimpen. Dat betekent een drastische transformatie voor de vele boerenbedrijven in de Regio Foodvalley die op dit moment veel dieren houden en hun land intensief verbouwen.
Toen Prangsma in 2003 begon met boeren, had hij al een duurzamere bedrijfsvoering voor ogen. In de jaren die volgden, nam hij geleidelijk de toenmalige melkveehouderij van zijn vader over. Tegelijkertijd veranderde hij het bedrijf in een kleinschalige rundvleeshouderij. Toch beschouwt hij dit zelf niet als een grote transitie. “Eigenlijk hebben mijn vader en opa het ook altijd zo gedaan.” aldus Prangsma. “Als je hier opgroeit, ben je bewust van de natuur en de kwetsbaarheid daarvan. Deze omgeving dwingt je om rekening te houden met de natuur.”
Naast zijn idealistische motivatie, leidden ook externe omstandigheden tot deze verandering. Prangsma kon zijn veestapel verkopen aan een boerderij die was geraakt door een mond-en-klauwzeeruitbraak. Dit kwam goed uit vanwege een stalverbouwing. Van investering in de een nieuwe stal werd afgezien, maar intensieve landbouw is nooit een optie voor Prangsma geweest. Dit vanwege de steeds strenger wordende wet- en regelgeving voor boerenbedrijven. “Het was voor mij 20 jaar geleden al duidelijk dat het ooit anders zou moeten in de landbouw.” Destijds ging het niet over stikstof, maar wel over zure regen, fosfaat en melkquota. “Dit werd op de landbouwschool ook al meegegegeven. Het is geen leuke boodschap maar politici en boeren hebben wat dat betreft wel een beetje oogkleppen op gehad vind ik.”
Van kop tot kont
Hoewel voor Prangsma natuurinclusief boeren een logische keuze is, ging het proces hier naar toe niet zonder slag of stoot. “De meeste afnemers willen alleen de ‘lekkere’ stukken vlees, zoals biefstuk.” Dan wordt er niets gedaan met het vlees dat over blijft en dat wilde Prangsma niet. “Het zijn levende dieren die ik een goed leven gun en ik wil niet dat ze voor niets sterven.” Het was dus zoeken naar een winstgevend verdienmodel waarbij hij de koe van kop tot kont kon verkopen. Uiteindelijk kwam Prangsma bij een slager in Harskamp terecht. Deze slager heeft dezelfde filosofie als Prangsma, en is nu zijn hoofdafnemer.
Hoewel zijn boerenbedrijf nu goed loopt, houdt Prangsma aan het extensief en circulair boeren van 60 rundvee slechts minimale inkomsten over. In de toekomst wil de boer uitbreiden naar 120 stuks vee om zo meer omzet te genereren. Gelukkig is de veehouderij van Prangsma minder intensief werk dan bijvoorbeeld een melkveehouderij. Daardoor houdt hij tijd over voor diverse nevenactiviteiten. Zo is hij vice-voorzitter van Bosraad Ede, en lid van de Voedselraad Ede.
Ondersteuning bij pionieren
Omdat de overheid graag wil dat meer boeren de transitie maken naar natuurinclusieve landbouw, is hiervoor steeds vaker subsidie en andere vormen van ondersteuning beschikbaar. Doordat Prangsma relatief vroeg was met de verduurzaming heeft Boederij Kreel hiervan niet kunnen profiteren. Prangsma vindt het positief dat dit nu wel een mogelijkheid is voor andere boeren die een volgende stap willen maken. “Het is niet altijd makkelijk om alles zelf uit te zoeken”.
Een proactieve houding en ondernemende geest lijken ook te helpen in de transitie naar meer duurzaamheid. En soms moet je gewoon wat nieuws proberen. “Ik heb bijvoorbeeld bodemmonsters laten doen die wat extra informatie geven over hoe het nou echt met de grondkwaliteit gesteld is. Daar kan ik in mijn werk op sturen. Andere boeren mogen zelf ook wat pro-actiever zijn.”
Al mag er meer van boeren verwacht worden, volgens Prangsma, onverdeeld positief over de ondersteuning die op dit moment aan boeren wordt geboden is hij niet: “Er wordt heel veel van achter het bureau bedacht. Door mensen met weinig of geen agrarische kennis. Zo was er laatst iemand van de gemeente op mijn erf om over graan te adviseren. Terwijl het graan al in de grond zat.”
Ook de houding van de overheid laat wat Prangsma betreft te wensen over. “Neem nou die uitspraak van Minister van der Wal die het woest aantrekkelijk wil maken voor boeren om te stoppen. Alsof daarmee de stikstofcrisis opgelost is. Er wordt voorbijgegaan aan wat voor slapeloze nachten deze koerswijzigingen met zich meebrengen.”
Met of zonder subsidies, duidelijkheid vanuit de overheid is voor boeren misschien wel de belangrijkste voorwaarde voor de landbouwtransitie. “Er is lange tijd te veel gepolderd over de stappen die boeren moeten zetten”, vindt Prangsma. “Dit moet anders als we uit deze patstelling willen komen waarin boeren en overheid soms lijnrecht tegenover elkaar staan.”